MyProjects / Oefeningen / Antoniemen.txt
Antoniemen.txt
Raw
Senaat:volksvertegenwoordiger
Slaaf:meester
aan:uit
aanbod:vraag
aandachtig:gedachteloos
aandoen:uitdoen
aangaan:uitgaan
aangenaam:vervelend
aangeschoten:nuchter
aangrenzend:verafgelegen
aanhalig:afwerend
aanhanger:tegenstander
aankomen:afvallen
aankomst:vertrek
aanlandig:aflandig
aanleg:opvoeding
aanmatigend:bescheiden
aanmerkelijk:gering
aannemelijk:sterk
aanraden:afraden
aansluitend:voorafgaand
aantrekkelijk:onaantrekkelijk
aanvaardbaar:onaanvaardbaar
aanvallen:verdedigen
aanvaller:verdediger
aanvalster:verdediger
aanvang:afloop
aanvangen:uitscheiden
aanwakkeren:sussen
aanwezig:afwezig
aanwezigheid:afwezigheid
aanzetten:afzetten
aanzienlijk:onaanzienlijk
aarde:hemel
aardig:gemeen
aarzelend:vast
aarzeling:stelligheid
abnormaal:normaal
abrupt:geleidelijk
absent:present
absentie:presentie
absoluut:betrekkelijk
abstract:duidelijk
accepteren:afwijzen
accuraat:inaccuraat
achter:voor
achter raken:bijhouden
achteraan:vooraan
achteraf:vooraf
achteren:van voren)
achtergrond:voorgrond
achterhaald:actueel
achterhoede:voorhoede
achterin:voorin
achterkant:voorkant
achterlijk:voorlijk
achternaam:voornaam
achterop:voorop
achterover:voorover
achterruit:voorruit
achterstaan:voorstaan
achterstand:voorsprong
achterste:voorste
achterstellen:voortrekken
achteruit:vooruit
achteruitgang:vooruitgang
achterwaarts:voorwaarts
achting:verachting
actief:passief
actueel:achterhaald
acuut:chronisch
adequaat:inadequaat
adviseren:afraden
af:vaak)
afbraak:opbouw
afbreken:opbouwen
affectie:afkeer
afgetakeld:kras
afhankelijk:zelfstandig
afkeer:affectie
afkerig:begerig
afkeuren:goedkeuren
afkeurend:goedkeurend
afkeuring:goedkeuring
afkraken:prijzen
aflandig:aanlandig
afloop:aanvang
afmattend:opwekkend
afname:toename
afnemen:toenemen
afraden:aanraden
afremmen:versnellen
afrit:oprit
afschaffen:instellen
afschrift:origineel
afschuwelijk:prachtig
afsluiten voor:zich openstellen voor
afstandelijk:vertrouwelijk
afstappen:opstappen
afstoten:charmeren
aftakeling:herstel
aftocht:opmars
aftrekken:optellen
afvallen:steunen
afvallige:trouw volgeling
afwachten:anticiperen
afwerend:aanhalig
afwezig:aanwezig
afwezigheid:aanwezigheid
afwijzen:accepteren
afwijzend:welwillend
afwijzing:toestemming
afwisselend:eentonig
afzetten:aanzetten
agressief:vredelievend
alcohol:soft drink
algemeen:specifiek
alle:sommige
alledaags:bijzonder
alleen:samen
allerlei:generlei
allochtoon:autochtoon
altijd:nooit
altruïstisch:egoïstisch
amateur:prof
amateuristisch:professioneel
ambigu:ondubbelzinnig
amicaal:vormelijk
amusant:vervelend
analoog:digitaal
ander:soortgelijk
anders:hetzelfde
andersdenkende:gelijkgezinde
anderzijds:enerzijds
antagonist:protagonist
anticiperen:afwachten
anticlimax:climax
antiek:modern
antipathie:genegenheid
apart:samen
apathisch:energiek
appelleren:zich neerleggen
appetijtelijk:goor
arbeider:bourgeois
arm:rijk
arm aan:rijk aan
armoede:rijkdom
arresteren:vrijlaten
arrogant:sympathiek
asociaal:sociaal
assertief:volgzaam
asymmetrisch:symmetrisch
authentiek:namaak
autochtoon:allochtoon
autonoom:heteronoom
baas:ondergeschikte
banaal:bijzonder
bang:zelfverzekerd
barmhartig:onbarmhartig
barmhartigheid:onbarmhartigheid
bars:vriendelijk
basis:kader
bazig:onderdanig
bedachtzaam:onbezonnen
bedekt:open
bedompt:fris
bedreigd:geborgen
bedroefd:opgewekt
beer:zeug
begeerte:afkeer
begerig:afkerig
begin:einde
beginnen:beëindigen
begrijpelijk:onbegrijpelijk
behaaglijk:onbehaaglijk
behaard:kaal
behagen:mishagen
beheerst:onbeheerst
behendig:onhandig
behoeftig:rijk
behoorlijk:onbehoorlijk
behoud:verval
behoudend:vooruitstrevend
bekend:onbekend
bekende:vreemde
bekendheid:onbekendheid
bekendmaken:verzwijgen
beknopt:uitvoerig
bekrompen:ruim
bekwaam:onbekwaam
belabberd:uitstekend
belangeloos:uit eigenbelang
belangrijk:onbelangrijk
belangstellend:onge
belangwekkend:oninteressant
belazerd:uitstekend
beleefd:ongemanierd
beleefdheid:ongemanierdheid
belegen:jong
belemmeren:bevorderen
belonen:straffen
beloning:straf
bemiddeld:arm
bemoeilijken:vergemakkelijken
benard:gunstig
benauwd:gerust
beneden:boven
benepen:gul
benieuwd:onge
beperken:verruimen
beperkt:ruim
bereidwillig:onwillig
bereikbaar:onbereikbaar
berekend:spontaan
berg:dal
beroerd:bereidwillig
berooid:welgesteld
berusten:zich verzetten
berusting:verzet
beschaafd:ongemanierd
beschadigd:intact
bescheiden:aanmatigend
bescheidenheid:bluf
beschikbaar:bezet
beschroomd:brutaal
beslissend:onbelangrijk
besloten:open
besluiteloos:besluitvaardig
besluitvaardig:besluiteloos
bespreekbaar:onbespreekbaar
besteden:sparen
bestuurder:passagier
betaalbaar:onbetaalbaar
beter:ziek
betrekkelijk:absoluut
betrouwbaar:onbetrouwbaar
bevallen:tegenstaan
bevelen:smeken
bevestigen:ontkennen
bevlogen:onverschillig
bevorderen:belemmeren
bevredigend:onbevredigend
bevrijden:gevangennemen
bewaren:weggooien
bewegen:koud laten
beweging:stilstand
beweren:ontkennen
bewonderen:minachten
bezet:beschikbaar
bezield:onge
bezieling:onverschilligheid
bezitten:ontberen
bezopen:nuchter
bezorgd:zorgeloos
bezwijken:volhouden
beëindigen:beginnen
bijhouden:achter raken
bijkomen:afvallen
bijkomend:wezenlijk
bijzaak:hoofdzaak
bijzonder:banaal
billijk:onredelijk
binden:losmaken
binnen:buiten
binnenkant:buitenkant
binnenland:buitenland
binnenlands:buitenlands
binnenweg:hoofdweg
bits:vriendelijk
bitter:zoet
blakend:pips
blanke:zwarte
blij:treurig
blijdschap:droefheid
blijvend:tijdelijk
bloei:neergang
bloot:gekleed
bluf:bescheidenheid
boeiend:geestdodend
boemel:sneltrein
bol:hol
bonafide:malafide
bondgenoot:vijand
boos:kalm
bot:scherp
bourgeois:arbeider
bouw:afbraak
boven:onder
bovenaan:onderaan
bovenbouw:onderbouw
bovenkant:onderkant
bovenst:onderst
braaf:stout
breed:eng
breedvoerig:kernachtig
breken:maken
brengen:halen
broos:stevig
bros:taai
bruid:bruidegom
bruidegom:bruid
bruikbaar:onbruikbaar
brutaal:beschroomd
brutaliteit:beleefdheid
bruut:zachtzinnig
buigzaam:stijf
buil:buts
buiten:binnen
buitenechtelijk:echtelijk
buitengewoon:gewoon
buitenkant:binnenkant
buitenland:binnenland
buitenlands:binnenlands
buitenstaander:insider
buitenwijk:stadskern
bult:kuil
burger:militair
buts:buil
capabel:incapabel
centraal:marginaal
centralisatie:decentralisatie
centrum:periferie
chaos:regelmaat
charmeren:afstoten
charter:lijndienst
chartervlucht:lijnvlucht
chef:ondergeschikte
chic:sjofel
chronisch:acuut
cirkel:vierkant
civiel:kerkelijk
climax:anticlimax
coherent:incoherent
comfort:ongemak
comfortabel:oncomfortabel
commotie:rust
competent:onbekwaam
compleet:onvolledig
complex:eenvoudig
concentratie:deconcentratie
concreet:abstract
conformeren:dwarsliggen
consciëntieus:slordig
consequent:inconsequent
conservatief:vooruitstrevend
constant:variabel
constructief:negatief
consument:producent
contant:op rekening
continu:onregelmatig
continueren:beindigen
contra:pro
conventioneel:kernwapens)
copieus:karig
correct:fout
corrupt:integer
coulant:streng
crisis:bloei
cruciaal:ondergeschikt
cultuur:natuur
curieus:gewoon
daar:hier
dag:nacht
dal:berg
dalen:klimmen
dame:heer
dapper:laf
de:het
decentralisatie:centralisatie
deconcentratie:concentratie
deduceren:induceren
deemoedig:hoogmoedig
defensief:offensief
definitief:voorlopig
deflatie:inflatie
degradatie:promotie
demonteren:monteren
demotiveren:motiveren
denkbeeldig:reel
desintegratie:integratie
deskundig:onbekwaam
destructief:constructief
detail:hoofdzaak
detailhandel:groothandel
deuk:knobbel
dezelfde:verschillend
dialoog:monoloog
dicht:open
dichtbevolkt:dunbevolkt
dichtbij:ver
diep:ondiep
diepgaand:oppervlakkig
diepte:hoogte
dieptepunt:hoogtepunt
digitaal:analoog
dik:dun
dikwijls:zelden
direct:indirect
disharmonie:harmonie
dissatisfactie:satisfactie
dochter:zoon
dom:glad
domheid:slimheid
donker:licht
dood:leven
dooi:vorst
doordeweeks:in het weekeinde
doorgaan:stilstaan
doorrijden:stoppen
driftig:niet gauw boos
drijven:zinken
droefheid:blijdschap
droog:nat
druk:rustig
dubbel:enkel
dubbelspel:enkelspel
duf:levendig
duidelijk:onduidelijk
duisternis:licht
duivel:engel
dun:dik
dunbevolkt:dichtbevolkt
duur:goedkoop
duwen:trekken
dwars:meegaand
dwarsliggen:conformeren
dwerg:reus
dynamisch:statisch
eb:vloed
echec:succes
echt:onecht
echtelijk:buitenechtelijk
economisch:oneconomisch
edel:onedel
eed:meineed
eendracht:tweedracht
eenduidig:meerduidig
eenling:massa
eensgezind:verdeeld
eentonig:levendig
eenvoudig:ingewikkeld
eerbaar:oneerbaar
eerbied:minachting
eerbiedigen:schenden
eerlijk:oneerlijk
eerlijkheid:valsheid
eerloos:eervol
eerste:laatste
eervol:eerloos
eeuwig:vergankelijk
effectief:ineffectief
effen:oneffen
efficiënt:inefficiënt
ego:sociaal
eigen:vreemd
eigenaardig:gewoon
eigentijds:ouderwets
eigenwijs:gehoorzaam
eind:begin
einde:begin
eindeloos:eindig
eindig:eindeloos
eindigen:beginnen
eindstreep:start
elegant:plomp
elite:heffe
emotioneel:nuchter
energiek:apathisch
enerzijds:anderzijds
eng:breed
engel:duivel
enig:vervelend
enkel:dubbel
enkele:vele
enkelspel:dubbelspel
enkeltje:retourtje
enkelvoud:meervoud
enorm:klein
enthousiasme:reserve
entree:exit
epiloog:proloog
ergens:nergens
erkennen:miskennen
ernstig:luchtig
ervaren:onervaren
even:oneven
evenbeeld:tegendeel
evenwichtig:onevenwichtig
evolutie:revolutie
exact:globaal
excentriek:gewoon
exceptioneel:gewoon
exclusief:inbegrepen
exit:entree
expert:leek
expliciet:impliciet
explosie:implosie
export:import
exporteren:invoeren
expres:per ongeluk
exterieur:interieur
extern:intern
facultatief:verplicht
falen:slagen
feminien:masculien
figuurlijk:letterlijk
fijn:grof
fit:gammel
flauw:heet
flexibel:star
flop:succes
formeel:informeel
fout:goed
fris:bedompt
fysiek:psychisch
gaaf:beschadigd
gaan:komen
gaar:rauw
gaarne:node
gaat eigen weg:meeloper
gammel:stevig
gauw:traag
geagiteerd:kalm
geanimeerd:saai
geavanceerd:ouderwets
gebogen:recht
geborgen:bedreigd
geborneerd:ruimdenkend
gebrek:overvloed
gebrekkig:welgeschapen
gebroken:heel
gebruikelijk:ongebruikelijk
gebruiksvoorwerp:siervoorwerp
gecompliceerd:ongecompliceerd
geconcentreerd:ongeconcentreerd
gedachteloos:aandachtig
gedecideerd:onzeker
gedeeltelijk:volledig
gedegen:oppervlakkig
geduldig:ongeduldig
geeft de moed gauw op:strijdlustig
geest:materie
geestdodend:boeiend
geestelijk:wereldlijk
geestverwant:tegenstander
geforceerd:natuurlijk
gefortuneerd:arm
gegoed:arm
gehaat:geliefd
geheel:gedeeltelijk
gehoorzaam:eigenwijs
gehuwd:ongehuwd
gekleed:bloot
gekruid:laf
gelaten:opstandig
geldig:ongeldig
geleerd:ongeletterd
gelegen:ongelegen
geleidelijk:abrupt
geliefd:gehaat
gelijk:ongelijk
gelijkenis:verschil
gelijkgezinde:andersdenkende
gelijkluidend:verschillend
gelijkmatig:wisselend
gelijkmoedig:humeurig
gelijkvormig:heterogeen
gelijkwaardig:ongelijkwaardig
geloofwaardig:ongeloofwaardig
gelovige:heiden
geluk:pech
gelukkig:ongunstig
geluksvogel:pechvogel
gemakkelijk:moeilijk
gemeen:aardig
gemeenschapsmens:solitair
gemeenzaam:vormelijk
gemoedelijk:stijf
genadeloos:genadig
genadig:genadeloos
genegenheid:antipathie
generlei:allerlei
genezen:ziek
genuanceerd:ongenuanceerd
geoorloofd:verboden
geregeld:ongeregeld
geremd:ongeremd
gerenommeerd:obscuur
gering:sterk
geringschatten:hoogschatten
geroutineerd:onervaren
gerust:benauwd
gescheiden:getrouwd
geschikt:ongeschikt
geschoold:ongeschoold
gesloten:mededeelzaam
gesmeerd:moeizaam
getrouwd:ongetrouwd
gevaarlijk:veilig
gevangennemen:bevrijden
geven:nemen
gevoel:verstand
gevoelig:gevoelloos
gevoelloos:gevoelig
gevoelsmatig:rationeel
gevolg:oorzaak
gewelddadig:geweldloos
geweldig:matig
geweldloos:gewelddadig
gewestelijk:landelijk
gewichtig:onbelangrijk
gewoon:bijzonder
gezapig:opwindend
gezeglijk:recalcitrant
gezet:onregelmatig
gezond:ongezond
gierig:gul
gif:tegengif
gigantisch:minuscuul
glad:stroef
glanzend:mat
globaal:exact
glorieus:roemloos
goddeloos:vroom
godsdienstig:goddeloos
goed:kwaad
goedkeuren:afkeuren
goedkeurend:afkeurend
goedkeuring:afkeuring
goedkoop:duur
goedvinden:laken
goor:schoon
gracieus:lomp
grandioos:waardeloos
grillig:stabiel
grimmig:vriendelijk
groezelig:helder
grof:fijn
grondig:oppervlakkig
groot:klein
groothandel:detailhandel
grootschalig:kleinschalig
gul:benepen
gunnen:misgunnen
gunstig:benard
haalbaar:onhaalbaar
haastig:langzaam
haat:liefde
haatdragend:kan vergeven
halal:haram
halen:brengen
half:geheel
handelbaar:onhandelbaar
handgemaakt:machinaal
handhaven:herroepen
handig:onhandig
handigheid:onhandigheid
handmatig:machinaal
haram:halal
hard:zacht
hardvochtig:zachtzinnig
hardware:software
harmonie:disharmonie
hartelijk:hatelijk
harteloos:liefdevol
harten:ruiten
hartig:zoet
hatelijk:hartelijk
haten:liefhebben
hautain:nederig
hebberig:gul
hebzuchtig:gul
heden:verleden
hedendaags:ouderwets
heeft een grote mond:bescheiden
heel:gebroken
heenweg:terugweg
heer:dame
heerlijk:naar
heerser:onderdaan
heet:koud
heetgebakerd:kalm
heethoofdig:kalm
heffe:elite
heftig:rustig
heibel:stilte
heiden:gelovige
heil:onheil
heilig:profaan
heiligen:ontheiligen
heimelijk:openlijk
hel:paradijs
held:lafaard
helder:groezelig
heldhaftig:laf
heldin:lafaard
hels:hemels
hemel:hel
hemels:hels
herhaaldelijk:zelden
herinneren:vergeten
herinnering:vergetelheid
herrie:rust
herrijzenis:ondergang
herroepen:handhaven
herstel:afbraak
het:de
hetero:homo
heterofiel:homofiel
heterogeen:gelijkvormig
heteronoom:autonoom
heteroseksueel:homoseksueel
hetzelfde:ander
heus:onheus
hier:daar
hobbel:kuil
hobbelig:vlak
hogedrukgebied:lagedrukgebied
hol:massief
hollen:stilstaan
homo:hetero
homofiel:heterofiel
homofoon:polyfoon
homogeen:heterogeen
homoseksueel:heteroseksueel
hoofdweg:binnenweg
hoofdzaak:detail
hoog:laag
hoogachten:minachten
hoogachting:minachting
hoogmoedig:deemoedig
hoogschatten:geringschatten
hoogstens:minstens
hoogte:diepte
hoogtepunt:dieptepunt
hoop:wanhoop
hoopvol:wanhopig
hopeloos:hoopvol
hopen:wanhopen
horizontaal:verticaal
huidig:toenmalig
huilen:lachen
hulpvaardig:laat anderen het zelf uitzoeken
humaan:vernederend
humeurig:gelijkmoedig
huwelijk:scheiding
hygiënisch:onhygiënisch
hypocriet:oprecht
idealistisch:realistisch
ideologisch:pragmatisch
iedereen:niemand
iemand:niemand
ijverig:lui
illegaal:legaal
immobiel:mobiel
immoreel:moreel
impliceren:volgen uit
impliciet:expliciet
implosie:explosie
impopulair:populair
import:export
importeren:exporteren
impotent:potent
impotentie:potentie
improductief:productief
in het weekeinde:doordeweeks
in slaap:wakker
inaccuraat:accuraat
inademen:uitademen
inadequaat:adequaat
inbegrepen:exclusief
incapabel:bekwaam
inclusief:exclusief
incoherent:coherent
incompetent:vakbekwaam
inconsequent:consequent
indikken:verdunnen
indirect:rechtstreeks
individu:samenleving
individuele sport:teamsport
indrukwekkend:miezerig
induceren:deduceren
ineens:geleidelijk
ineffectief:effectief
inefficiënt:efficiënt
inexact:exact
inferieur:superieur
inflatie:deflatie
informeel:formeel
ingang:uitgang
ingetogen:uitbundig
ingewikkeld:eenvoudig
inheems:uitheems
inhumaan:humaan
innemen:verstrekken
innerlijk:uiterlijk
inrukken:uitrukken
inschrijven:uitschrijven
insider:buitenstaander
insignificant:significant
insluiten:uitsluiten
instabiel:stabiel
instellen:afschaffen
instemmen met:weigeren
instrumentaal:vocaal
intact:kapot
integer:corrupt
integratie:desintegratie
intelligent:stompzinnig
interieur:exterieur
intern:extern
internationaal:nationaal
intocht:uittocht
intolerant:tolerant
invalide:valide
invariabel:variabel
invoer:uitvoer
invoeren:exporteren
invriezen:ontdooien
inwendig:uitwendig
inwilligen:weigeren
irrationeel:rationeel
irrelevant:relevant
irreëel:reëel
ja:nee
jeugd:ouderdom
jong:belegen
jongen:meisje
jr.:sr.
juist:onjuist
junior:senior
kaal:behaard
kachel:nuchter
kader:basis
kalm:geagiteerd
kalmte:opwinding
kameraadschappelijk:afstandelijk
kan vergeven:haatdragend
kapot:heel
kapsones:bescheidenheid
kardinaal:ondergeschikt
karig:copieus
katholiek:protestant
kerkelijk:civiel
kernachtig:breedvoerig
kernwapens:conventioneel
keurig:slordig
kien:dom
kies:lomp
kil:hartelijk
kinderachtig:volwassen
klassiek:modern
klaver:schoppen
klein:enorm
kleingeld:papiergeld
kleinschalig:grootschalig
klimmen:dalen
klinker:medeklinker
kloek:lafhartig
klusjesman:vakman
knap:lelijk
knecht:meester
knobbel:deuk
knorrig:vriendelijk
koel:lauw
komen:gaan
komend:verleden
komt voor zichzelf op:laat over zich lopen
koop:verkoop
kopen:verkopen
koper:verkoper
koppig:meegaand
kort:lang
kortaf:vriendelijk
korting:toeslag
kou:warmte
koud:heet
koud laten:bewegen
krachteloos:sterk
krachtig:zwak
krakkemikkig:solide
krampachtig:ongedwongen
krap:ruim
kras:afgetakeld
krijgshaftig:vredelievend
krimpen:uitdijen
krom:recht
kruis:munt
kuil:bult
kunstlicht:zonlicht
kunstmatig:natuurlijk
kwaad:goed
kwiek:suf
kwistig:zuinig
laag:hoog
laat:vroeg
laat anderen het zelf uitzoeke:hulpvaardig
laat over zich lopen:komt voor zichzelf op
laatste:eerste
labiel:stabiel
lachen:huilen
laf:gekruid
lafaard:held
lafhartig:kloek
lafheid:moed
lagedrukgebied:hogedrukgebied
laken:goedvinden
landelijk:gewestelijk
landgenoot:vreemdeling
lang:kort
langspeelplaat:single
langzaam:snel
langzaam verkeer:snelverkeer
later:vorig
lauw:koel
lawaai:stilte
leeg:stampvol
leek:expert
leerling:meester
leesboek:studieboek
legaal:illegaal
legen:vullen
lelijk:knap
lenig:stram
letterlijk:figuurlijk
leugen:waarheid
leuk:vervelend
leven:dood
levend:dood
levendig:eentonig
lichaam:geest
lichamelijk:geestelijk
licht:somber
lichtgewond:zwaargewond
lichtvoetig:serieus
lief:gemeen
liefde:haat
liefdevol:harteloos
liefhebben:haten
lijndienst:charter
lijnvlucht:chartervlucht
linker:rechter
links:rechts
linksaf:rechtsaf
lomp:gracieus
losjes:krampachtig
loskoppelen:samenvoegen
loslaten:plakken
losmaken:bevestigen
luchtig:ernstig
lui:ijverig
luidruchtig:stil
maanlicht:zonlicht
machinaal:handmatig
mager:gezet
maken:breken
makkelijk:moeilijk
malafide:bonafide
mals:taai
man:vrouw
manhaftig:laf
mannelijk:vrouwelijk
mannetje:vrouwtje
marginaal:centraal
masculien:feminien
massa:eenling
massief:hol
mat:glanzend
mateloos:matig
materie:geest
matig:geweldig
maximaal:minimaal
maximaliseren:minimaliseren
maximum:minimum
mazzel:pech
mededeelzaam:gesloten
medeklinker:klinker
medestander:tegenstander
mee:tegen
meedoen:tegenwerken
meedogenloos:mild
meegaand:koppig
meeloper:gaat eigen weg
meepraten:tegenspreken
meer:minder
meerdere:mindere
meerderen:minderen
meerderheid:minderheid
meerderjarig:minderjarig
meerduidig:eenduidig
meermalen:zelden
meervoud:enkelvoud
meespreken:tegenspreken
meest:minst
meestal:zelden
meester:knecht
meevallen:tegenvallen
meevaller:pech
meewerken:tegenwerken
meewind:tegenwind
meineed:eed
meisje:jongen
melancholiek:opgewekt
menselijk:onmenselijk
mentaal:fysiek
merkbaar:onmerkbaar
merkwaardig:gewoon
middeleeuws:modern
miezerig:indrukwekkend
mild:scherp
militair:burger
min:plus
minachten:respecteren
minachting:eerbied
minder:meer
mindere:meerdere
minderen:meerderen
minderheid:meerderheid
minderjarig:meerderjarig
miniem:enorm
minimaal:maximaal
minimaliseren:maximaliseren
minimum:maximum
minnen:haten
minst:meest
minstens:hoogstens
minus:plus
minuscuul:gigantisch
minzaam:venijnig
mis:raak
misgunnen:gunnen
mishagen:behagen
miskennen:erkennen
mislukken:slagen
mislukking:succes
misnoegd:vergenoegd
missen:raken
misser:treffer
mistig:helder
mobiel:immobiel
modern:ouderwets
modieus:tijdloos
moe:energiek
moed:lafheid
moedig:laf
moeilijk:gemakkelijk
moeizaam:gesmeerd
mondeling:schriftelijk
mondig:verlegen
monogamie:polygamie
monoloog:dialoog
monteren:demonteren
mooi:lelijk
moreel:immoreel
motiveren:demotiveren
muf:fris
munt:kruis
muntgeld:papiergeld
na:voor
naar:heerlijk
nabij:ver
nacht:dag
nadat:voor
nadeel:voordeel
nadelig:voordelig
nadoen:voordoen
najaar:voorjaar
namaak:authentiek
naslagwerk:leesboek
nasynchroniseren:ondertitelen
nat:droog
nationaal:regionaal
natuur:cultuur
natuurlijk:kunstmatig
nauw:ruim
nederig:hautain
nee:ja
neer:op
neergang:bloei
negatief:positief
nemen:geven
nergens:overal
nerveus:ontspannen
netheid:slordigheid
netjes:slonzig
neutraal:partijdig
niemand:iemand
niet:wel
niet gauw boos:driftig
nietszeggend:veelzeggend
nieuw:oud
nieuwsgierig:onge
node:gaarne
nog niet:vast
nooit:altijd
noorden:zuiden
normaal:vreemd
nuchter:emotioneel
nutteloos:nuttig
nuttig:nutteloos
objectief:subjectief
obscuur:gerenommeerd
offensief:defensief
officieel:officieus
officieus:officieel
omhoog:omlaag
omlaag:omhoog
omstandig:beknopt
onaantrekkelijk:aantrekkelijk
onaanvaardbaar:aanvaardbaar
onaanzienlijk:aanzienlijk
onaardig:sympathiek
onbarmhartig:barmhartig
onbarmhartigheid:barmhartigheid
onbegrijpelijk:begrijpelijk
onbehaaglijk:behaaglijk
onbeheerst:beheerst
onbehoorlijk:behoorlijk
onbekend:bekend
onbekendheid:bekendheid
onbekwaam:bekwaam
onbelangrijk:belangrijk
onbeleefd:beleefd
onbereikbaar:bereikbaar
onbeschaafd:beschaafd
onbespreekbaar:bespreekbaar
onbetaalbaar:betaalbaar
onbetrouwbaar:betrouwbaar
onbevredigend:bevredigend
onbezonnen:bedachtzaam
onbruikbaar:bruikbaar
oncomfortabel:comfortabel
onder:op
onderaan:bovenaan
onderbouw:bovenbouw
onderdaan:heerser
onderdanig:bazig
onderen:vanboven
ondergang:opkomst
ondergeschikt:cruciaal
ondergeschikte:baas
onderkant:bovenkant
ondernemen:stilzitten
onderontwikkeld:ontwikkeld
onderschatten:overschatten
onderst:bovenst
ondertitelen:nasynchroniseren
ondeskundig:vakbekwaam
ondeugdelijk:steekhoudend
ondiep:diep
ondubbelzinnig:ambigu
onduidelijk:duidelijk
onecht:echt
oneconomisch:economisch
onedel:edel
oneerbaar:eerbaar
oneerlijk:eerlijk
oneffen:effen
oneindig:eindig
onervaren:geroutineerd
oneven:even
onevenwichtig:evenwichtig
onge:nieuwsgierig
ongebruikelijk:gebruikelijk
ongecompliceerd:gecompliceerd
ongeconcentreerd:geconcentreerd
ongeduldig:geduldig
ongedwongen:krampachtig
ongegrond:onterecht
ongehuwd:gehuwd
ongeldig:valide
ongelegen:gelegen
ongeletterd:geleerd
ongelijk:gelijk
ongelijkmatig:vloeiend
ongelijkwaardig:gelijkwaardig
ongeloofwaardig:geloofwaardig
ongelukkig:gelukkig
ongemak:comfort
ongemanierd:beleefd
ongemanierdheid:beleefdheid
ongenuanceerd:genuanceerd
ongepast:correct
ongeregeld:geregeld
ongeremd:geremd
ongeschikt:geschikt
ongeschoold:geschoold
ongetrouwd:getrouwd
ongevaarlijk:gevaarlijk
ongezond:gezond
ongunstig:gunstig
onhaalbaar:haalbaar
onhandelbaar:handelbaar
onhandig:behendig
onhandigheid:handigheid
onheil:heil
onheus:heus
onhygiënisch:hygiënisch
oninteressant:belangwekkend
onjuist:juist
onmatig:matig
onmenselijk:menselijk
onmerkbaar:merkbaar
onnauwkeurig:scrupuleus
onparlementair:parlementair
onpartijdig:partijdig
onpersoonlijk:persoonlijk
onplezierig:plezierig
onpraktisch:praktisch
onprettig:prettig
onredelijk:billijk
onregelmatig:continu
onrustig:rustig
onschadelijk:schadelijk
onschuld:schuld
onschuldig:verdorven
onsmakelijk:smakelijk
ontastbaar:tastbaar
ontberen:bezitten
ontdooien:invriezen
onterecht:ongegrond
ontevreden:voldaan
ontheiligen:heiligen
ontkennen:bevestigen
ontoereikend:toereikend
ontrouw:trouw
ontspannen:nerveus
ontvangen:verzenden
ontwikkeld:onderontwikkeld
onuitvoerbaar:uitvoerbaar
onveranderlijk:veranderlijk
onverantwoord:verantwoord
onvergelijkbaar:vergelijkbaar
onvermogen:vermogen
onverschillig:bevlogen
onverschilligheid:bezieling
onverstaanbaar:verstaanbaar
onverstandig:verstandig
onvoldoende:voldoende
onvolkomen:volkomen
onvolledig:compleet
onvoordelig:voordelig
onvoorspelbaar:voorspelbaar
onvoorwaardelijk:voorwaardelijk
onvoorzichtig:voorzichtig
onvriendelijk:vriendelijk
onwaar:waar
onwaarschijnlijk:waarschijnlijk
onwenselijk:wenselijk
onwettelijk:wettelijk
onwettig:wettig
onwillig:bereidwillig
onzeker:gedecideerd
onzekerheid:zekerheid
onzichtbaar:zichtbaar
onzinnig:zinnig
onzuiver:zuiver
oorlog:vrede
oorlogszuchtig:vredelievend
oorzaak:gevolg
oosten:westen
ootmoedig:hoogmoedig
op:onder
op rekening:contant
opbouw:afbraak
opbouwen:afbreken
open:bedekt
openbaar:privé
openen:sluiten
openhartig:stiekem
openlijk:heimelijk
opgeladen:uitgeput
opgewekt:bedroefd
opgewonden:kalm
ophouden met:voortzetten
opkomst:verval
oplopen:teruglopen
opmars:aftocht
oppervlakkig:gedegen
oppervlakte:diepte
oprecht:hypocriet
oprit:afrit
opstandig:gelaten
opstappen:afstappen
optellen:aftrekken
optimist:pessimist
optimistisch:pessimistisch
opvoeding:aanleg
opwekkend:afmattend
opwindend:gezapig
opwinding:kalmte
opzichtig:stemmig
orde:chaos
ordelijk:wanordelijk
origineel:afschrift
oud:nieuw
ouderdom:jeugd
ouderwets:eigentijds
overal:nergens
paniek:rust
papiergeld:muntgeld
paradijs:hel
parlementair:onparlementair
particulier:openbaar
partijdig:neutraal
passagier:bestuurder
passief:actief
pauper:rijkaard
pech:geluk
pechvogel:geluksvogel
peperig:flauw
per ongeluk:expres
perfect:gebrekkig
periferie:centrum
permissie:verbod
personenauto:vrachtauto
persoonlijk:onpersoonlijk
pessimist:optimist
pessimistisch:optimistisch
petieterig:enorm
peuter:volwassene
pienter:dom
pikant:flauw
pips:blakend
pittig:sloom
plaag:zegen
plaatselijk:overal
plakken:loslaten
platteland:stad
plebs:elite
plezier:verdriet
plezierig:onplezierig
plomp:elegant
plotseling:geleidelijk
pluim:standje
plus:min
politiestaat:rechtsstaat
polshorloge:zakhorloge
polyfoon:homofoon
polygamie:monogamie
populair:impopulair
poreus:waterdicht
positief:negatief
potent:impotent
potentie:impotentie
poëzie:proza
prachtig:afschuwelijk
pragmatisch:ideologisch
praktijk:theorie
praktisch:onpraktisch
praten:zwijgen
present:absent
presentie:absentie
prestatie:wanprestatie
prettig:onprettig
prijzen:afkraken
primair:secundair
privaat:publiek
privé:openbaar
pro:contra
probleemloos:problematisch
problematisch:probleemloos
producent:consument
productief:improductief
prof:amateur
profaan:heilig
professional:amateur
professioneel:amateuristisch
progressie:regressie
progressief:conservatief
proloog:epiloog
promotie:degradatie
protagonist:antagonist
protestant:katholiek
provinciaal:stedeling
proza:poëzie
psychisch:somatisch
publiek:privaat
pueriel:volwassen
puntig:bot
raak:mis
raken:missen
rationeel:irrationeel
rauw:gaar
reactionair:revolutionair
realistisch:idealistisch
recalcitrant:gezeglijk
recht:scheef
rechter:linker
rechtlijnig:genuanceerd
rechts:links
rechtsaf:linksaf
rechtsstaat:politiestaat
rechtstreeks:indirect
reel:denkbeeldig
regelmaat:chaos
regelmatig:grillig
regionaal:nationaal
regressie:progressie
relatief:absoluut
relevant:irrelevant
rem:stimulans
reserve:enthousiasme
respecteren:minachten
retourtje:enkeltje
reus:dwerg
revolutie:evolutie
revolutionair:reactionair
reëel:irreëel
rijk:arm
rijk aan:arm aan
rijkaard:pauper
rijkdom:armoede
roemloos:glorieus
roerig:kalm
romantisch:realistisch
rommelig:netjes
ruim:bekrompen
ruimdenkend:geborneerd
ruiten:schoppen
rust:commotie
rustig:onrustig
saai:boeiend
samen:alleen
samenkomen:uiteengaan
samenleving:individu
samensmelten:uiteenvallen
samenvallen:uiteenlopen
samenvoegen:loskoppelen
satisfactie:dissatisfactie
schaamte:schaamteloosheid
schaamteloosheid:schaamte
schaarste:overvloed
schadelijk:onschadelijk
scheef:recht
scheiding:huwelijk
schenden:eerbiedigen
scherp:bot
scherpzinnig:dom
scheutig:gierig
schijnbaar:werkelijk
schoon:goor
schoppen:ruiten
schriftelijk:mondeling
schrijftaal:spreektaal
schuld:onschuld
schuldig:onschuldig
scrupuleus:onnauwkeurig
secundair:primair
senior:junior
serieus:speels
sfeervol:steriel
siervoorwerp:gebruiksvoorwerp
significant:insignificant
single:langspeelplaat
sjofel:chic
slagen:mislukken
slank:dik
slap:strak
slapen:waken
slapend:wakker
slaper:waker
slaperig:wakker
slapte:sterkte
slecht:goed
slim:dom
slimheid:domheid
slimmerik:sufferd
slinken:uitzetten
slonzig:netjes
sloom:pittig
slordig:consciëntieus
slordigheid:netheid
slot:begin
slotwoord:voorwoord
sluiten:openen
smaakloos:hartig
smaakvol:smakeloos
smakelijk:onsmakelijk
smakeloos:smaakvol
smal:breed
smart:vreugde
smeken:bevelen
smelten:stollen
smerig:schoon
snel:langzaam
snel in paniek:kalm
snelheid:traagheid
sneltrein:boemel
snelverkeer:langzaam verkeer
snugger:dom
sober:overdadig
sociaal:asociaal
soepel:stug
sof:succes
soft drink:alcohol
software:hardware
soldaat:burger
solide:krakkemikkig
solitair:gemeenschapsmens
somatisch:psychisch
somber:licht
sommige:alle
soms:vaak
soortgelijk:ander
spaarzaam:kwistig
sparen:besteden
speciaal:gewoon
specifiek:algemeen
speels:stijf
spits:stomp
spontaan:berekend
sportief:stijlloos
spraakzaam:zwijgzaam
spreektaal:schrijftaal
spreken:zwijgen
sr.:jr.
staanplaats:zitplaats
stabiel:grillig
stad:platteland
stadskern:buitenwijk
stagneren:vlotten
stampvol:leeg
standhouden:verdwijnen
standje:pluim
standvastig:wisselvallig
star:flexibel
start:eindstreep
statisch:dynamisch
stedeling:provinciaal
steekhoudend:ondeugdelijk
steenkoud:warm
stelligheid:aarzeling
stemmig:opzichtig
stereotiep:origineel
steriel:sfeervol
sterk:krachteloos
sterkte:zwakte
steunen:afvallen
stevig:broos
stiekem:openhartig
stijf:buigzaam
stijgen:dalen
stijlloos:sportief
stijlvol:smakeloos
stil:luidruchtig
stilstaan:bewegen
stilstand:beweging
stilte:heibel
stilzitten:ondernemen
stimulans:rem
stimuleren:ontmoedigen
stoer:tenger
stoffig:schoon
stollen:smelten
stomp:puntig
stompzinnig:intelligent
stoppen:doorrijden
stoptrein:sneltrein
stopzetten:voortzetten
storm:windstilte
stormachtig:windstil
stout:braaf
stoutmoedig:laf
straf:beloning
straffen:belonen
strak:ruim
stram:lenig
streng:coulant
strijdlustig:geeft de moed gauw op
stroef:glad
studieboek:leesboek
stug:soepel
stuurs:vriendelijk
subjectief:objectief
subliem:matig
succes:echec
succesrijk:vruchteloos
succesvol:vruchteloos
suf:kwiek
sufferd:slimmerik
summier:uitvoerig
superieur:inferieur
sussen:aanwakkeren
symmetrisch:asymmetrisch
sympathie:antipathie
sympathiek:onaardig
synthetisch:natuurlijk
taai:bros
talrijk:weinig
tastbaar:ontastbaar
te laat:tijdig
te voorschijn halen:verbergen
teamsport:individuele sport
tegen:mee
tegendeel:evenbeeld
tegengaan:stimuleren
tegengif:gif
tegenspoed:voorspoed
tegenspreken:meepraten
tegenstaan:bevallen
tegenstander:aanhanger
tegenvallen:meevallen
tegenvaller:meevaller
tegenwerken:bevorderen
tegenwind:meewind
tegenwoordig:afwezig
tegenzin:zin
tekort:overschot
teleurstellen:tevredenstellen
tenger:grof
terecht:onterecht
teruglopen:oplopen
terugweg:heenweg
teveel:tekort
tevreden:ontevreden
tevredenstellen:teleurstellen
theoretisch:praktisch
theorie:praktijk
tijdelijk:definitief
tijdig:te laat
tijdloos:modieus
tobberig:zorgeloos
toegeeflijk:streng
toegestaan:verboden
toegeven:volharden
toekomst:verleden
toelaten:afwijzen
toename:afname
toenemen:afnemen
toenmalig:huidig
toereikend:ontoereikend
toeschietelijk:stug
toeslag:korting
toestaan:weigeren
toestemmen:afkeuren
toestemming:afwijzing
tolerant:intolerant
top:basis
traag:gauw
traagheid:snelheid
traditioneel:vooruitstrevend
treffer:misser
trekken:duwen
treurig:blij
troebel:helder
trouw:ontrouw
trouw volgeling:afvallige
tutoyeren:vousvoyeren
tweedracht:eendracht
uit:aan
uit eigenbelang:belangeloos
uitademen:inademen
uitbundig:ingetogen
uitdijen:krimpen
uitdoen:aandoen
uiteengaan:samenkomen
uiteenlopen:samenvallen
uiteenvallen:samensmelten
uiterlijk:innerlijk
uitgaan:aangaan
uitgang:ingang
uitgeblust:vitaal
uitgeput:opgeladen
uitgeven:sparen
uitheems:inheems
uitrukken:inrukken
uitscheiden:aanvangen
uitschrijven:inschrijven
uitsluiten:insluiten
uitstekend:belabberd
uittocht:intocht
uitvoer:invoer
uitvoerbaar:onuitvoerbaar
uitvoeren:invoeren
uitvoerig:beknopt
uitwendig:inwendig
uitzetten:slinken
vaag:helder
vaak:soms
vaak:af
vaal:helder
vaardig:onhandig
vacant:bezet
vadsig:energiek
vakbekwaam:ondeskundig
vakkundig:ondeskundig
vakman:klusjesman
valide:invalide
vals:echt
valsheid:eerlijkheid
van achteren:voren
van boven:onderen
van voren:achteren
vanboven:onderen
variabel:constant
vast:nog niet
vastberaden:weifelend
vasteland:zee
vasthechten:losmaken
vasthouden:loslaten
vastmaken:losmaken
vaststaand:onzeker
veel:weinig
veelal:zelden
veelbewogen:gezapig
veeleisend:gemakkelijk
veelomvattend:beperkt
veelzeggend:nietszeggend
veilig:gevaarlijk
vele:enkele
venijnig:minzaam
ver:dichtbij
verachting:achting
verafgelegen:aangrenzend
verafschuwen:vereren
veranderlijk:onveranderlijk
verantwoord:onverantwoord
verbergen:te voorschijn halen
verbeteren:verslechteren
verbloemd:openlijk
verbod:permissie
verboden:toegestaan
verdedigen:aanvallen
verdediger:aanvaller
verdeeld:eensgezind
verdorven:onschuldig
verdriet:plezier
verdrietig:blij
verdunnen:indikken
verdwijnen:standhouden
vereren:verafschuwen
verfijnd:grof
vergankelijk:eeuwig
vergelijkbaar:onvergelijkbaar
vergemakkelijken:bemoeilijken
vergenoegd:misnoegd
vergetelheid:herinnering
vergeten:herinneren
verheugd:bedroefd
verhogen:verlagen
verhoging:verlaging
verhullen:verbergen
verkapt:openlijk
verkeerd:goed
verkoop:koop
verkopen:kopen
verkoper:koper
verlagen:verhogen
verlaging:verhoging
verleden:komend
verlegen:brutaal
verlies:winst
verliesgevend:winstgevend
verliezen:winnen
vermakelijk:saai
vermaken:zich vervelen
vermogen:onvermogen
vernederend:humaan
vernieuwing:veroudering
veroudering:vernieuwing
verplicht:facultatief
verruimen:beperken
verschil:gelijkenis
verschillen:overeenkomen
verschillend:dezelfde
verslechteren:verbeteren
versnellen:afremmen
verstaanbaar:onverstaanbaar
verstand:gevoel
verstandig:bezopen
verstrekken:innemen
verticaal:horizontaal
vertrek:aankomst
vertrouwd:vreemd
vertrouwelijk:afstandelijk
vertrouwen:wantrouwen
verval:behoud
vervelend:aangenaam
verwaand:bescheiden
verwaarlozen:bijhouden
verwerpen:goedkeuren
verzenden:ontvangen
verzet:berusting
verzorgd:slordig
verzwijgen:bekendmaken
vet:schoon
vief:sloom
vierkant:cirkel
vies:schoon
vijand:bondgenoot
vitaal:uitgeblust
vlak:hobbelig
vloed:eb
vloeibaar:vast
vloeiend:ongelijkmatig
vlotten:stagneren
vlug:langzaam
vocaal:instrumentaal
vol:leeg
voldaan:ontevreden
voldoende:onvoldoende
volgen:voorafgaan
volgen uit:impliceren
volgend:verleden
volgende:voorganger
volgzaam:assertief
volharden:toegeven
volhouden:bezwijken
volkomen:onvolkomen
volksvertegenwoordiger:Senaat)
volksvertegenwoordigster:Senaat)
volledig:gedeeltelijk
volmaakt:gebrekkig
volumineus:dun
volwassen:klein
volwassene:peuter
voor:nadat
voor altijd:voorlopig
vooraan:achteraan
vooraf:achteraf
voorafgaan:volgen
voorafgaand:aansluitend
voorbij:volgend
voordat:nadat
voordeel:nadeel
voordelig:duur
voordoen:nadoen
voorganger:volgende
voorgoed:voorlopig
voorgrond:achtergrond
voorheen:tegenwoordig
voorhoede:achterhoede
voorin:achterin
voorjaar:najaar
voorkant:achterkant
voorlijk:achterlijk
voorlopig:definitief
voormalig:huidig
voornaam:achternaam
voorop:achterop
voorover:achterover
voorruit:achterruit
voorspelbaar:onvoorspelbaar
voorspoed:tegenspoed
voorsprong:achterstand
voorstaan:achterstaan
voorstander:tegenstander
voorstandster:tegenstander
voorste:achterste
voortrekken:achterstellen
voortzetten:ophouden met
vooruit:achteruit
vooruitgang:achteruitgang
vooruitstrevend:behoudend
voorwaardelijk:onvoorwaardelijk
voorwaarts:achterwaarts
voorwoord:slotwoord
voorzichtig:onvoorzichtig
voren:van achteren)
vorig:later
vorige:volgende
vormelijk:amicaal
vorst:dooi
vousvoyeren:tutoyeren
vraag:aanbod
vrachtauto:personenauto
vrede:oorlog
vredelievend:krijgshaftig
vreemd:bekend
vreemde:bekende
vreemdeling:landgenoot
vreemdelinge:landgenoot
vrekkig:vrijgevig
vreugde:smart
vriend:vijand
vriendelijk:bars
vrij:geremd
waar:onwaar
waardeloos:gaaf
waardevol:waardeloos
waarheid:leugen
waarschijnlijk:onwaarschijnlijk
waken:slapen
waker:slaper
wakker:in slaap
wanhoop:hoop
wanhopen:hopen
wanhopig:hoopvol
wankel:stabiel
wanorde:orde
wanordelijk:ordelijk
wanprestatie:prestatie
wantrouwen:vertrouwen
warboel:orde
warm:koud
warmte:kou
water:vuur
waterdicht:poreus
weerbaar:weerloos
weerloos:weerbaar
weggooien:bewaren
weifelend:vastberaden
weigeren:accepteren
weinig:dikwijls
wel:niet
welgeschapen:gebrekkig
welgesteld:berooid
welwillend:afwijzend
wenselijk:onwenselijk
wereldlijk:geestelijk
werelds:godsdienstig
weren:toelaten
werkelijk:schijnbaar
werkgever:werknemer
werknemer:werkgever
westen:oosten
wettelijk:onwettelijk
wettig:onwettig
wezenlijk:bijkomend
wijd:nauw
wild:kalm
windstil:stormachtig
windstilte:storm
winnen:verliezen
winst:verlies
winstgevend:verliesgevend
wispelturig:standvastig
wisselend:gelijkmatig
wisselvallig:standvastig
wit:zwart
wreed:zachtaardig
zacht:hard
zachtaardig:gemeen
zachtzinnig:bruut
zakelijk:emotioneel
zakhorloge:polshorloge
zakken:slagen
zat:nuchter
zee:vasteland
zegen:plaag
zeker:onzeker
zekerheid:onzekerheid
zelden:herhaaldelijk
zelfbewust:onzeker
zelfstandig:afhankelijk
zelfverzekerd:onzeker
zenuwachtig:rustig
zeug:beer
zich neerleggen:appelleren
zich openstellen voor:afsluiten voor
zich vervelen:vermaken
zich verzetten:berusten
zichtbaar:onzichtbaar
ziek:beter
zin:tegenzin
zinken:drijven
zinloos:zinvol
zinnig:onzinnig
zinvol:zinloos
zitplaats:staanplaats
zoet:hartig
zonlicht:kunstlicht
zoon:dochter
zorgeloos:bezorgd
zout:zoet
zuiden:noorden
zuinig:kwistig
zuiver:onzuiver
zuur:zoet
zwaar:licht
zwaargewond:lichtgewond
zwak:sterk
zwakte:sterkte
zwart:wit
zwarte:blanke
zwijgen:praten
zwijgzaam:spraakzaam